Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Sociology of occupations --- Labour economics --- Flanders --- Academic collection --- 316.343.655 --- 323.331 --- (493) --- 301.188.1 --- 331 --- Vlaanderen --- Bedienden. White collar. Witte boorden --(sociale stratificatie) --- Sociologie van het beroep --- Arbeidseconomie --- BE / Belgium - België - Belgique --- 311.93 --- 331-057.3 --- 331.881 ACV-LBC --- Beroepsbevolking. --- arbeid van personen die geestelijk werk verrichten - bedienden - hoofdarbeiders --- ACV, Landelijke Bedienden Centrale - LBC --- 316.343.655 Bedienden. White collar. Witte boorden --(sociale stratificatie) --- Belgium --- Beroepsbevolking --- 310 --- arbeidsmarkt --- sociologie --- Book --- Administrative professions

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

1. De centrales als actoren in het individueel dienstbetoon - 2. De centrales als actoren in het bedrijvenwerk - 3. De centrales als actoren in het sociaal overleg - 4. De centrales als actoren in de internationale belangenbehartiging - 5. Ondernemingskernen en plaatselijke afdelingen - 6. Militanten : kwantiteit en kwaliteit - 7. De KMO-werking - 8. Begeleidingsinstrumenten van de militantenwerking - 9. Status-quaestiones van de ledenbinding - 10. Aandacht voor nieuwe vormen van ledenbenaderingen - 11. Overzicht van de professionele werkstructuur - 12. Het organisatieklimaat - 13. Arbeidstevredenheid - 14. Duur van de werkweek, de werkdruk en mogelijke oplossingen - 15. Het werk in de secretariaten Algemeen besluit - Bijlagen.

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Collective bargaining --- Management --- Négociations collectives --- Personnel --- Employee participation --- Participation à la gestion --- Industrial management --- Technological innovations --- Labor supply --- Law and legislation --- Effect of technological innovations on --- P4 --- Academic collection --- 351.83*6 <493> --- -Labor supply --- -Technological innovations --- -#SBIB:316.334.2A440 --- Sociaal-economisch overleg 331.105.41 --- 67.002 --- 331.152 : sociaal overleg - democratisering, economisch - democratisering van/in de onderneming - industriële democratie (zie ook 301.173.8, 321.7) --- 331.152.001 --- Breakthroughs, Technological --- Innovations, Industrial --- Innovations, Technological --- Technical innovations --- Technological breakthroughs --- Technological change --- Creative ability in technology --- Inventions --- Domestication of technology --- Innovation relay centers --- Research, Industrial --- Technology transfer --- Labor force --- Labor force participation --- Labor pool --- Work force --- Workforce --- Labor market --- Human capital --- Labor mobility --- Manpower --- Manpower policy --- Business administration --- Business enterprises --- Business management --- Corporate management --- Corporations --- Industrial administration --- Management, Industrial --- Rationalization of industry --- Scientific management --- Business --- Industrial organization --- Europa --- Vakverenigingsrecht. Recht i.v.m. vakorganisaties--België --- -Law and legislation --- -Arbeidssociologie: het strategisch optreden van de partijen in de collectieve arbeidsverhoudingen: algemeen --- nieuwe technologieën - technologische vernieuwing --- medezeggenschap - medebeheer - inspraak van werknemers - arbeiderscontrole - participatie van de arbeiders --- 351.83*6 <493> Vakverenigingsrecht. Recht i.v.m. vakorganisaties--België --- Négociations collectives --- Participation à la gestion --- #SBIB:316.334.2A440 --- Arbeidssociologie: het strategisch optreden van de partijen in de collectieve arbeidsverhoudingen: algemeen --- 331.152 --- sociaal overleg - democratisering, economisch - democratisering van/in de onderneming - industriële democratie (zie ook 301.173.8, 321.7) --- Industrial management - Employee participation - Law and legislation - Belgium --- Technological innovations - Law and legislation - Belgium --- Labor supply - Effect of technological innovations on - Belgium

Choose an application

• Reference Manager
• EndNote
• RefWorks (Direct export to RefWorks)

Uitgaande van inzichten uit de sociotechnische systeemtheorie, wordt in het doctoraatsonderzoek een specifieke doch fundamentele bijdrage geleverd aan het binnen de organisatie- en bedrijfskunde sterk aanwezige debat rond het verband tussen organisatieontwerp en arbeidskwaliteit. In het theoretisch kader gaat de aandacht eerst uit naar 'kwaliteit van de arbeid' als een moeilijk te definiëren concept. Ondanks een intensieve discussie in de literatuur, bestaat er nog altijd geen eenduidigheid over een concrete begripsbepaling, hetgeen zich vertaalt in sterk uiteenlopende benaderingen. In deze studie wordt bewust geopteerd om kwaliteit van de arbeid te beschouwen als een kenmerk van de werkplek, waarbij we ons vooral op de arbeidsinhoud richten. Hierdoor is er sprake van een conditionele benadering, die het opsoren van welzijnsrisico's in functies beoogt. Deze aanpak maakt het mogelijk om kwaliteit van de arbeid en de stressgevolgen voor werknemers uit elkaar te trekken tot twee verschillende constructen, die weliswaar nauw op elkaar betrokken zijn. Op die manier kan conceptuele contaminatie vermeden worden. Naar de functie kijken is echter niet voldoende. In dit onderzoek voerden we een pleidooi om ook de omvattende organisatiestructuur in rekening te brengen. De moderne sociotechniek levert de theoretische onderbouwing, door een onderscheid te maken tussen de productie- en de besturingsstructuur. Kwaliteit van de arbeid wordt als functie-eis gekoppeld aan de structuur van de arbeidsdeling binnen een organisatie. De keuze voor een welbepaalde groepering en koppeling van alle uitvoerende werkzaamheden (de productiestructuur) bepaalt de kans op mogelijke storingen of de regelbehoefte. De regelcapaciteit of het vermogen om deze storingen op te lossen op het niveau waar ze ontstaan, wordt bepaald door de gekozen koppeling en groepering van alle regelende werkzaamheden (de besturingsstructuur) (Christis, 1998). Functies en hun inherente welzijnsrisico's zijn dus het resultaat van beslissingsprocessen die zich op deze hogere niveaus situeren. Het onderzoek beoogt specifiek de impact van verschillende vormen van teamwerk op de stressreacties bij werknemers na te gaan. Succesvolle teams worden doorgaans beschouwd als veelbelovend voor de prestaties van een organisatie. Naast een groei van het productievolume en een verbeterde kwaliteit, wordt vaak verondersteld dat een organisatiestructuur gebaseerd op teamwerk ook het welzijn van werknemers ten goede komt. Het teamconcept impliceert een aantal specifieke verschuivingen in de structuur van de arbeidsdeling. Een stroomsgewijze uitvoeringsstructuur, een deconcentratie van voorbereidende en ondersteunende taken en een herallocatie van de regelcapaciteit behoren tot de mogelijkheden. Op het niveau van de arbeidsorganisatie moet dit leiden tot bredere en meervoudig samengestelde arbeidsplaatsen, met minder stressrisico's en meer leermogelijkheden. Dit contrasteert sterk met een arbeidssituatie die, als gevolg van een verregaande arbeidsdeling, geen mogelijkheden biedt om het werk te beïnvloeden. In het laatste geval kan er sprake zijn van vervreemding (De Sitter, 1994, 20). Samengevat stelt de sociotechniek dat de ruimere taakinvulling die door teamwerk geïnduceerd wordt, resulteert in kwalitatief betere werkplekken, hetgeen de stressreacties bij werknemers zal verminderen. Deze laatste assumptie is slechts in beperkte mate empirisch gevalideerd en de weinige studies hieromtrent laten tegenstrijdige resultaten optekenen. Met dit onderzoek proberen we hierover meer uitsluitsel te bieden. Op basis van de literatuur werden voor een reeks van structurele kenmerken op afdelings-, team- en functieniveau hypothesen geformuleerd met betrekking tot hun samenhang met stressgevolgen bij werknemers. Deze laatsten worden geoperationaliseerd in vijf afhankelijke variabelen: algemeen psychisch onwelbevinden, burnout, jobtevredenheid, bedrijfsbinding en verloopintentie. Om na te gaan in welke mate het organisatieontwerp en meer bepaald verschillende vormen van teamwerk resulteren in functies die meer of minder stressreacties opleveren bij werknemers, werd een vergelijkend caseonderzoek binnen de Vlaamse metaalverwerkende industrie uitgevoerd. Gebaseerd op een aantal theoretische en methodologische argumenten, werd het geldigheidsveld bewust beperkt. De populatie omvat Vlaamse metaalverwerkende bedrijven met minstens 150 werknemers, waar montagearbeid gebeurt en waar een vorm van teamwerk is ingevoerd. Om voor alle organisaties uit de populatie een aantal teamkenmerken te inventariseren, werd een telefonische quickscan uitgevoerd. Heterogenisering met betrekking tot de mate van horizontale en verticale taakintegratie leidde tot een selectie van zes bedrijven, die hun medewerking aan het onderzoek verleenden. De casestudies vonden plaats tussen januari 2005 en januari 2006. Om representatief te kunnen werken per case werd afhankelijk van het aantal teams dat binnen de montageafdeling operationeel is, op toevalsbasis een steekproef van teams getrokken. De selectie van een welbepaald team impliceerde dat automatisch alle teamleden en de teamleider werden aangeschreven. Op het niveau van de individuele werknemers is er dus sprake van een clustersteekproef. In totaal werden 139 teams en 1853 individuele werknemers bij het onderzoek betrokken. De dataverzameling bestond voor elke organisatie uit twee luiken. Voor de geselecteerde teams werd er een kwalitatieve analyse van de arbeidsdelingstructuur uitgevoerd en vervolgens vond er een kwantitatieve meting van het psychisch welbevinden en de gezondheid plaats bij de teamleden. De informatie met betrekking tot het organisatieontwerp en het teamwerk werd verkregen door middel van observaties en interviews met sleutelinformanten. Via een gestandaardiseerde schriftelijke vragenlijst werd bij de teamleden van de geselecteerde teams gepeild naar verschillende stressreacties. De constructie van deze vragenlijst berust op het samenbrengen van gevalideerde schalen uit bestaande stress- en welzijnsmetingen. Met 1624 ingevulde vragenlijsten bedraagt het responspercentage 88%. De sterkte van het onderzoeksdesign ligt mede in het feit dat de onafhankelijke variabelen in deze studie op een objectieve methode gemeten worden, terwijl de afhankelijke variabelen op een subjectieve manier in kaart worden gebracht. Hierdoor konden een aantal meetfouten worden vermeden. Het onderzoek is deels beschrijvend van aard. Hierbij treedt de vergelijkende casestudie op de voorgrond. De informatie over de afdelings-, team- en functiekenmerken, die door middel van verscheidende bronnen werd verzameld, laat toe de zes cases te typeren op de verschillende dimensies van het conceptueel model en deze onderling te vergelijken in een 'cross-site analyse'. Door een ordening van de basisinformatie voor een dimensie over alle cases heen, worden de onderlinge verschillen gemakkelijk zichtbaar. De meting van de structuur van de arbeidsdeling kan op die manier als basis dienen voor een empirisch onderbouwd oordeel over de aard en de vormgeving van teamwerk binnen montageafdelingen in de metaalsector. In een tweede stap komt de link tussen het organisatieontwerp en de welzijnsgevolgen aan bod, waardoor het onderzoek ook een verklarend karakter heeft. Om een causaal model op te bouwen waarbij stress voorspeld wordt vanuit andere factoren, worden kwantitatieve analysetechnieken aangewend. De schriftelijke bevraging bij alle werknemers van de geselecteerde teams in een bedrijf, resulteert in een dataset met informatie over een aantal welzijnsgevolgen die als afhankelijke variabelen